De gele bol verdrijft de duisternis
Met groot welslagen, heel de aarde is
Intussen door z’n stralenpracht bedekt
De dierenwereld door de wind gewekt
Ontwaakt gezwind, het reine licht bekoort
Hun ogen, ook de lust tot eten spoort
De dieren aan om haastig op te staan
Een vaderdier is al op jacht gegaan
Om wat te eten voor het moederdier
Dat zich nog thuis bevindt te vinden, wier
Afhankelijke jongen gulzig aan
D’r tepels drinken, hij beziet wat staan
Het is een jonge vogel die verstart
Wanneer de jager toesnelt en gehard
Het doodt, d’r is een nieuwe ochtend want
de overlevingsstrijd is weer ontbrand