Aan het einde van de rit
Zeven jaren van grijs, grauw en groen,
Niets is meer zoals toen.
Al meer dan half jaar soort van weedloos,
Af en toe was het nog is een, of een halve,
Maar branden spijt de joint aan de kant.
Toen twee maanden gestopt,
Ging goed aan het begin, maar ging het missen,
Maar wat ging ik dan missen,
Zodoende maar een stap terug, en bekeken wat die zeven jaren waren.
Het moet afgrijselijk zijn geweest.
Ja ik was rustig, naardien angst aanvallen, het niks doen, het hangen,
De kost en de gezondheid.
Maar ergste nog, niet eens mezelf te zijn,
Schuilen achter een muur,
Verstopt omdat ik onzeker was,
Voelde mij een beetje veilig, maar achteraf gezien niet gek ook,
Want waar kwam ik toen nou nog...
Altijd de zelfde plekken, daar voelde ik mij wel goed.
Maar kwam ik er maar even buiten, volgde ik iedereen op de voet.
Wat moeten ze van me,
Wat kijken ze nou,
Wat praten ze over me...
Wat niet eens relevant is.
Maakte me druk om alles en nog wat,
En dat wat belangrijk is voor mijn leven,
Zag ik niet.
Ik zag het niet, en deed Hen die om mij gaven/ geven verdriet.
En ik maar denken, " ik heb het allemaal wel voor elkaar".
Was dat maar waar.
Gelukkig worden kleine Jonges groot,
Maar had dit nooit alleen gekund.
Ik heb vorige week gezien wat was,
Ondervonden hoe ik dus dacht, waar er vandaan kwam,
En waarom ik dingen deed zoals ik ze deed.
1 stap terug, maar nu weer 3 vooruit.
Weet nu precies hoe of wat,
En het heeft totaal geen meer waarde.
Roken, blowen het is echt klaar gewoon.
Ik wil een vader worden,
Ik wil een liefdevolle man zijn,
Ik wil een sport leraar worden,
Dan passen daar bepaalde dingen niet bij.
Een beeld, een toekomst duidelijk voor ogen,
Niets daarvan Is gelogen,
En ik ga daar zekers komen,
Want ik blijf er maar van dromen,
Ik geef niet op, dat wat mijn leven positieve kracht geeft,
Ben ik nog wel zoals ik altijd al ben geweest,
Vriendelijk, sociaal en beleefd.
Alleen kruip ik niet meer weg,
Ga zelfs in mijn eentje naar een kroeg in een andere stad,
Gewoon een biertje drinken,
Zeg maar dat kunnen er veel,
De meeste gaan echt niet alleen,
En ach bier is opzich ook niet echt oké,
Maar max 3 in de week, dat moet kunnen.
Mooiste is, ik ken mezelf,
Mijn stop is soms moeilijk te vinden,
Maar nu ben ik sterker,
En heb het mezelf weer bewezen,
Gewoon in en keer weer gekapt met roken en blowen,
Nooit gedacht dat ik zo sterk kan zijn,
Maar moet eerlijk bekennen,
Ik doe dit niet alleen,
Kracht komt niet geheel uit mij,
Impulsen om mij heen,
Die horen er ook wel Bij.
Gedachten gangen, ideeën van de toekomst,
Dromen, wensen zelfs geloven,
Uiteindelijk zal ik er wel komen.
Maar het gaat niet meer om mij.
Nee ik ben niet meer belangrijk in het leven.
Het gaat om hen,
Zij waarvoor ik doe leven.
Zij die mij die rede geven,
Te vechten voor een beter bestaan,
Te vechten voor mijn dromen,
En er ook voor blijven gaan.
Het gaat niet meer om mij,
Altijd gedacht van wel,
Maar trek nu aan de bel,
En zet mezelf opzij.
Het draait allemaal om hen die veel aanwezig zijn in mij.
Schrijf ik in dit gedicht rond einde van mei.
Puur toeval dat ik hier nu mee zit,
Of is alles al uitgeschreven,
Ik bedoel een ieders zijn/ haar eigen levens reden,
Wat we pas te weten komen,
Niet zo zeer in o ze dromen,
Maar aan het einde van de rit.
Mijn dank is groot, aan hen die zoveel leven in mij.
Aan jullie mijn groei te danken.
Het spijt mij dat ik zo'n watje ben geweest.