Je vroeg me wie ik het meest benijdde.Welke schrijver? Welke dichter?
Wie had ik willen zijn
als ik iemand anders
kon zijn dan mezelf?
Wel, nu weet ik het niet ...
Maar misschien is het niet de schrijver -
die ik benijd, maar het gedicht -
En is het niet eens het gedicht maar de cadans
die me ontroert.
En om eerlijk te zijn
moet ik zeggen dat niet
alleen de cadans
me aangrijpt maar ook
de manier waarop bepaalde regels kunnen worden gezongen
door bepaalde zangers -
bepaalde zangers met een bepaald
stemtype.
Ik bedoel maar;
Ik zou het lied willen zijn
dat haar vergezelt wanneer ze
over het podium loopt in haar zwarte pak -
de jas die nu open waaiert,
Nu tegen haar lichaam
flappert als een enorme gewonde vleugel.
Ik zou het lied willen zijn
dat bepaald hoe
ze haar lange donkere haren schudt,
haar bruine haren die zo steil vallen
en de glanzen wanneer het lied het toelaat.
Ik ben jaloers op haar,
wanneer ze zo mooi danst,
wanneer ze al die klinkers zingt
vol verdriet en hoop
in het deel waarin zij
nog altijd zoekt
als haar zwarte schoenen stampend dansen
onvermoeibaar -
Jaloers? O, ja.
O, ja.
Ik zou in die klinkers
willen verdwijnen -