Het gezichte land ligt roestig te rusten
Het graan veilig in de schuren
Te drogen voor de molenaar
Bezongen bij de vreugdevuren
De tevreden boer blikt fier
Zijn oogst is binnen
Boven op de schelf ligt de knecht
De meid te minnen
In de goot roert de boerin
Met krachtige slag
Voor het einde van de oogst
Het rijstbeslag
En diep in de nacht
Kruipt ieder in zijn stee
Dronken door het gerstenat
Tot de eerste haneschree
In alle stilte smacht het land
Alweer naar paard en ploeg en voer
Naar zaaigoed voor de winterkuil
Spurrie, mosterd, raap of sloer
Boer, boerin, meid en knecht
Gaan samen nu ter kerke
Er mag een daalder af
De zegen voor de goede werken.