Gespannen kijk je naar de horizon,
wachtend op het licht dat komen gaat,
verlangend naar de warmte van de zon.
In gedachte is de hele dag al vol gepland,
wordt je straks door een zwoele dag verwend;
het geluk waar je hart voor openstaat.
De horizon kleurt licht,
de eerste vogels starten hun zang,
het wonder van jouw dag komt in zicht,
hopelijk duurt het eeuwig lang.
Maar voor je zon zijn licht laat gaan,
schuiven wolken in je zicht.
Een storm, een alles verwoestend tafereel,
een zondvloed die je wereld doet vergaan.
Je doet je ogen dicht,
het is je allemaal te veel.
Als je ogen zich weer ontsluiten,
heerst een sterrenloze nacht,
een kille stilte buiten
en je lichaam zwak van onmacht.
Alleen de maan doorbreekt het zwart
en weerspiegelt slechts nog de zon van jouw hart.