Van pijn naar pijn bereist de liefde haar eilanden
en plant wortels die ze met tranen besproeit
en niets kan, niets kan de stappen ontwijken
van het hart dat zwijgend en wreed voortsnelt.
Zo zochten jij en ik een hol, een andere planeet
waar het zout je haardos niet zo aantasten,
waar geen smart door mijn schuld zou groeien,
waar het brood zonder doodstrijd leeft.
Een planeet overwoekerd door verte en bladeren,
een woestijn, een ruwe ontvolkte steenvlakte,
met onze eigen handen wilden we daar
een sterk nest bouwen zonder pijn, wonde of woorden,
maar zo was de liefde niet, ze was een gekke stad
waar de mensen op de balkons verbleken.