* * * * * *
wie mij droomt
natuurlijk, later zou pas gebeuren
als laatste ademtochten en ik
nergens meer te bekennen hier
allang de reis in stervend dodenrijk
wie droomt er mij nog eigenlijk
is het kussen waar enige geliefde
in dagendracht en vol van nevel
kan de hoop in zijn jas ophangen
na goot, na de dood, uit zware lood
wie past er tussen hemeldeuren
klaagt humeur van nauwelijks meer
zwart van longen en weg - pech
belofte van het eens in de verlangen
brandt en smeult mijn werk lichtjes
na mij zijn de nieuwere dromen
hun dood komt geheel in onverwachte
tranen stromen langs de rustige nacht
hier geeft niemand om de geluiden
wie mij droomt heeft een hard bed
straks als alles wordt en sterrenval
* * * * * *