~ ~ ~ ~ ~
ik en mijn bootje
het begon met die zwemband met dat dolfijntje
algauw moest ik een opgeblazen bed vol van oceaan
indiaantje spelen was de wilde tijd van de kano
ik schommel in me bootje, me bootje schiet overeind
meer doden dan levenslied, het is emmers later, nog
steeds geen piraat geinteresseerd, ook niet die Depp
het moest groter, en met meer ging ik onder zeil
een motor liet niet lang op zich wachten bij deze boot
niks nog meer idoot dan volgeladen vrachtschipperen
wankel op me benen, en in beide handen een servies
geschonken, en een zware dobber voor mijn evenwichts-
orkanen die vol vaart op een goddelijke cruise afstevenen
vastgelopen op bloedkoraal en een stevige rots met
een merel, doe ik landje ik en verover de vurige toren
zijn licht gaat alle kanten op. had het allang zien aankomen
op de bodem van mijn dromen is lekkage, zie ik nu
meer dan ooit razend snel voortgedreven buitenwoord-
motoren, laten de wereld deinen tot mijn ingewanden
binnestebuiten keren en draaien, kolken en het
doucheputje gorgelt nog een laatste keer, badschuim
verstopt een ware gestalte die nog echter leek dan dit
~ ~ ~ ~ ~ ~