Buiten raast het verkeer
Bulderend over de grote steenweg
De volle maan streelt en overmand
In deze koude avond
Het verward en jachtig land
In de kamer is het warm
Hier snorkt en bromt de Leuvense stoof
Tijbaert de kater droomt van een vette muis
Loebas trekt moeizaam een oog open
En kruipt wat dichter bij de buis
Mannetje en vrouwtje zitten bij de stoof
De voeten warm in wollen sokken
Zalig op de kacheltrommel
Ze murmelen hun avondgebed
Wars van al dat werelds gerommel
Van tijd tot tijd licht zijn gezicht op
Door de rode gloed in zijn pijp
Haar handen omklemmen het bidsnoer
De Goede en Droeve Misteries
Het Kwade ligt altijd op de loer
Hier zijn woorden overbodig
Hier heerst rust en vree
Aan de stoof in hun huisje
En och, de wereld zal hier niet veranderen
Ieder huisje heeft zijn kruisje
En dankbaar prevelen ze
Het laatste avonddankgebed
Het leven is hun lief
Slaap wel Mannetje en Vrouwtje
Tot morgen als 't God belieft
Na elke winter
Komt er steeds een lente.