zoals regen je reeds geopende
handen zou lezen, zo zeef ik
zacht en delend wat ik nooit
mocht telen.
Of dat had ik moeten doen.
verklaar me waarom nachtenlang
gedachten niet verder dan ademszacht
verachtten, reikte of waarom ge mij
weliswaar met houterige, manke tred
(ja, ik ben nogal stug)
hielp dansen op de toekomst,
met uw ogen die eeuwigheid
schilderden en uw lach die golven tot
wolken en wolken tot trillingen maakt.
Tot
de wind pakt zijn biezen. De muren
en kastjes blijven turen en sturen elkaar
heen en weer en de pap die op vuur stond
valt van hand op mond op de grond
Zak en as praten geregeld bij en drinken
Koffie zo smerig en dik als brei. de klok lijkt het
laatste uur te slagen en witachtige adem
geeft de pijp aan maarten
maar samen blazen wij het einde
voorbij.