...
Enorme golven
denderen op mij af
in het schuim zie ik
vergane eilanden en
stukgeslagen kusten
vee en kinderen rollen
over de kop over de top
alles wervelt, de aarde
waar ik op sta, beeft
de zee blaast als stoom
uit wijde van paarden-
neusgaten, een schimmig
nevelgordijn voor zich uit
waarin wanstaltige figuren
eeuwig vermaalt en
uitgebraakt lijken te worden
ik draai me om en kijk
om mij heen, en zie!
overal hetzelfde tafereel
ik ben de laatst staande
de laatst vergaande
de laatst tranende
o wie bent u, roep ik de zee
en vlak voordat het zich
in zijn woeste geheel
op mij stortte
zei het verraderlijk kalm:
'Ik ben de hebzucht'
F.