Het Convent staat op zijn kop
Naast de poort, wat verderop
Kwam een ontuchthuis met vertier
En met meisjes van plezier
De Abdis, een hartaanval nabij
Haalde de pastoor erbij
Geen hoerig gespuis
Naast ons godshuis
De pastoor trok in habijt
Geholpen door zijn dikke meid
Met wijwater naar de kroeg
Alwaar hij om de sluiting vroeg
Met hoongelach belast
Stelden pastoor en meid toen vast
't hier al te louch
Ze verlieten spoorslags de kabberdoes
De Abdis stelde toen al gauw
Dan maar vrouw tot vrouw
Ze eiste het vertrek van de hoeren
Onverwijld en zonder toeren
De rose lampjes pinken aan en uit
De meisjes lachten luid
Razend om dat zogenaamd gespuis
Keerde de Abdis naar huis
De bisschop sprak
"dit is mijn vak"
Als bemiddelaar werd hij gezonden
En een compromis werd gevonden
Elke bezoeker van het Convent
Krijgt een vrijkaart voor de tent
En elke hoerenloper gewis
Een ticket voor de Heilige mis.