bij het uitspreken van de laatste zin keerde
hij zijn hoofd van mij af naar de muur toe
en mengde zich in gesprekken met hen
die dubbele tongen hanteerden
waarvan ik geen woord uit verstond
verbouwereed bleef ik staan, als was ik zoutpilaar,
starend naar de vormen op het beeld
zonder de inhoud te kunnen doorgronden
of iets daadwerkelijks te zien
naarmate tijd verstreek dekte donkerte
de ruimte waardoor de witte berg
uitzonderlijk contrasteerde, mijn blik getrokken
werd naar een opening middenin
hoe graag ik ernaartoe wilde zo traag
reageerde mijn logge lijf
elke beweging ging gepaard met moeite
liep ik gevoelsmatig een eeuwigheid
overstijg je angsten, ren als een gazelle
spoorde ik mezelf aan en met Lazarus gedicht
in mijn geheugen gegrift, torste ik stukje
bij beetje mijn gewicht door de woestijn