Keer op keer vertrekt ze, meneer.
De altijd werkende, bezige bij.
Wij kunnen denken dat ze vliegt,
schijn bedriegt, want ze stapt door het verkeer.
Keer op keer beliegt ze, meneer.
De altijd ontkennende, koppige kei.
Wij kunnen denken dat ze wordt genekt,
maar bedekt uw ogen want ze ontkomt, alweer.
Keer op keer, die vrouw uit De Panne.
Versmachten zal ze, alle mannen.
U kan proberen het tij te gaan keren,
door trouw te zweren en haar te vereren.
Maar dan heeft ze u al, in kruiken en kannen.