...van een gedroomd lui-lekker-oord.
Ze kwam van Zonnebeke..., van vlak bij de kust
waar de wolken dreigend hangen in de ijle lucht,
ze had haar dromen ingepakt, als ‘n vluchteling
als een reiziger..., die voor het onbekende ging.
Want ze had gehoord... van ‘Waar iedereen lacht’
en dacht bij zichzelf dat zo’n plaats haar wel lag,
men kwam er..., van heinde en ver toegestroomd
ieder zoekend, naar wat in ‘n fabel werd beloofd.
Waar je jezelf kon achterlaten, in lui-lekker-land
of ‘n missionaris kon zijn, op ‘n onbekend strand,
en alwaar je de zon kon zien wegzakken..., in zee
kort gezegd...: Een zaligheid, maar dan maal twee.
Maar wat dan, met voorzienigheid voor jou en mij ?
Als er geen grenzen zijn, maken we die zelf wel bij,
we vervullen de noden en rechtvaardigen onze daden
want voor welvaart moet men nu eenmaal offers maken.
Alleen...,
Ik begrijp echt niet hoe men zo van koers kan raken
onverwerkt verdriet kan men toch niet achterlaten,
soms moet je eerst de meest dierbare dingen laten gaan
juist om het te begrijpen, om het achteraf te verstaan.
Toegegeven, er loopt hier en daar wel iets verkeerd
en toch noemt men ’t hier, zo afgeleefd en verweerd,
de hemel op aard..., toe dan..., help mij het verstaan
waarom zou je ‘t paradijs noemen, en dan laat gaan,
op de Zonnebeekse kade als vluchteling gaan staan ?
Schoonbeek, 18 November 2013