Ik geloof niet in een man met boog,
Die mij strikt als een jager zijn prooi,
Om mij vervolgens in wanhoop achter te laten,
Huilend van hopeloos ontzag.
Dus vlieg!
Mijn gevederde zelf,
Ga heen!
Blijf boven,
Bij haar.
Parelwit zand waait in mijn ogen,
maar blind voor je schoonheid zal ik nooit zijn.
Want elke aanraking is als een engel in de nacht,
Prachtig, zacht.
Zelfs in je zwaarste uur,
Ben ik slechts een trouwe dienaar.
Laat me niet in de steek,
Schenk me verlossing.
Onthutst,
Verdrietig,
Gelukkig,
Verward.
1863, weg slavernij?
Verlamd door je aanblik,
Geketend in mijn vederlichte boeien,
Meer verstikkend met elke oogopslag.
Orde, chaos.
Immer één.
Wees de mijne?
Vlieg weg, ga heen.