lees mij nu mijn haven
de kade kruist en schepen onbemand
de zee gadeslaan die hun dood heeft
voorbereid, geen stelsel dat weent
geen gesel die stopt, het is de martelaar
in mij die in zijn deemoed
de paden kiest die nog nimmer
zijn gegaan
wie vlagt mijn finish nu de streep
is weggekrijt door rijm en tijm, de geur
van applaus heeft de straat leeg geschrobd,
wat blijft is de as van verlangen
het wiel draaft en in galop is
wederkerigheid als nakend nood, toevlucht
in de arm van belettering snijdt als licht
de boekvorm in ongelijke delen