Verkerend in het licht van mijn dromen
ben ik toch uit bed gekomen
Aan mijn wangen kleeft de kou
Zou mijn gedicht bezorgd zijn aan jou?
Je weet niet wie ik ben, noch mijn naam
Toch is er een liefde, altijd bestaan
Ik ken jou toch ook niet, slechts je gezicht
Je zal mij nooit kennen, enkel mijn gedicht
Hebben mijn woorden je beroerd, toen je ze gekregen had?
Verdenk je iemand anders, of hoop je dat?
Zal je 't aan je vrienden tonen, met een trotse lach?
Of besloot je me te respecteren, toen je mijn liefde zag?
Misschien droom je nu van mysterie, hou je van 't gevoel
Van dat beeld in het donker, een onzichtbaar doel
De waarheid is dat je het gedicht vast belachelijk vindt
De oppervlakkige gevoelens van een naïef kind
Houden zonder kennen, betekenisloos en laf
De poëzie werd lucht toen iemand het je gaf
Wat kan het jou nu schelen, zo'n liefde vaart voorbij
Ik beuk tegen een rots, geen horizon meer achter mij
Moge je nooit weten wie ik ben, slechts wie ik zal zijn
De eeuwige bewaarder van mijn stil geheim