Wanneer hij thuiskomt en vraagt
Of ik wel opgeruimd heb, of misschien toch
Mijn schoenen bij de deur achtergelaten heb
Vergeten, na een of andere, andere ontdekkingstocht
Van mijn wild groeiende wereld
Kijk ik weer een beetje onverschillig
Alsof het me niet kan schelen
Dat ze hun eigen weg niet vinden
Morgen pak ik ze wel weer op, zeg ik dan
En loop ik het rubber van mijn zolen
Op weg naar een of andere verre bestemming
-misschien wel de bushalte aan het einde van de straat dit keer-
Die mij steeds een stukje dichterbij het einde brengt
Vervloek ik steeds zachtjes de stappen die ik nog met nemen
Om me dichter te brengen, naar waar jij nu bent
En als hij stilzwijgend zijn hoofd schudt en zucht
Een afstand van hier tot de maan en weer terug
Zie ik vormen in een blik, die enkel blijk geeft van de tand
der tijd en van verstand en ik begrijp
In die enkele blik tijd, dat hij al daar is en ik weer kwijt
Omdat het nooit te laat is om toe te geven en zeg
‘Pap je had gelijk, ik doe het wel even’