Juist op Valentijnsdag komt zij in 't verweer.
Zijn werk ging voor, steeds leken de dagen
korter te worden en waren de vragen
die eerst belangrijk leken, er plots niet meer.
Ze had het toch goed en nu ineens klagen.
Had hij nu maar zelf die bos rozen besteld,
maar vraagt zich nu af of hij haar heeft gekweld,
door steeds maar achter meer werk aan te jagen.
Opeens heeft hij door, dat zijn drang om te winnen,
de strijd naar meer macht, gevoelens verdrijven,
dus neemt hij zich voor om opnieuw te beginnen
en gaat als eerste een gedicht voor haar schrijven,
waarin hij haar liefkoost met strelende zinnen,
nu hij niks zinnigs zijn strot uit kan krijgen.