Het begon met een wandeling
het lopen over een bladertapijt
daarna de bomen en het woud
hoe sporen kenbaar werden
Een rots in de schaduw
in zich de warmte van de zon
op de zuidelijke helling
het ruisen van een waterval
Het hart pompte het bloed
water stroomde omlaag
steen trilde van atomen
ronddraaiend om een kern
Ik heb de sleutel gestoken
in het verborgen slot, omdat zij
bij elkaar hoorden en stroomden
zichtbaar in en om elkaar heen