En de mist kruipt
langs je benen,
bijt zich vast
in je wortels.
Het pijnigt
liefkozend
je ziel,
het brandt.
Ik heb haar
gemarteld,
aan het kruis
genageld.
Mijn verraad
is haar dood.
Ik ben slechts
een stilte,
maar probeer
luidkeels
te zingen
van de heks
met gouden hart.
En het is
te laat,
je hart
slechts stof.
Mijn traan
slechts schijn.
Het gefluister
verbittert.
Haar hart
slechts stof,
wij,
te laat.