Iedere avond wachtend op de nacht waar geen eind aan lijkt te komen.
Trek mijn jas aan en met wollen muts over de oren loop ik door verlaten straten.
Enigste teken van leven mijn schaduw onder de lantarenpaal.
Een konijn, een vogel, een vlinder op het wegdek toverend Levenloos als ik me voel, ben zo verdomd moe.
Gedachten chaotisch, ga slapen idioot, je luistert toch niet naar jezelf?.
Slenter verder door de straten en krijg hoofdpijn van de oorverdovende stilte.
Thuis rook ik een sigaret naar de sterren starend.
Glimlachend om een lang geleden geschreven verhaal, het heelal schilderdoek van het zandmannetje.
Blauw, paars, violet, geel, oranje, een zwart gat om de astrologen te pesten.
Uit het weeshuis zijn gekozen opvolger ontpopt zich als brenger van nachtmerries.
Wachtend op het einde van de nacht, gevangen in een slapeloze nachtmerrie.