Wij gingen uit elkaar, plakten even
het zweet verkoelde onze huid
maakten ons droog met een T-shirt
frisse lucht verwaaide onze haren
diepe blijven ademhalen
de longen laten vullen
met geuren van hars
Wij deelden brood en kaas
een idyllisch en karig bestaan
dronken een slok koel water
keken langs een beek naar boven
hadden een indruk hoe we moesten gaan