Voor mij het land, achter mij ook. Elk ankerpunt is vervlakt, opgestookt om ons warm te houden. Om onze liefde in deze desolatie een kleur te geven. Het kleur van ons ogen, het kleur van een wetenschap, die zwaar is om dragen. Mijn wil is verettert en uit mijn koude vel weggelopen. Ja ik ben een ridder, zonder paard, ik hanteer het zwaard dat zal doden.
-
Vanaf hier kan ik enkel maar sterven, een andere keuze rest mij niet. Het zwaard draagt mijn naam, het wil mijn bloed. Nooit heb ik iets verlangt, of het moet liefde zijn geweest, zo hoefde ik nooit iets terug te geven. Ondankbaarheid is wie ik ben, wat ik voel. Maar liefde, in welke taal spreek jij me aan. Ik luister verdwaald en onbegrepen. Het doek valt nu langzaam, doof geworden door de innerlijke schreeuw, verzameld dood hout zich rond mijn kist.
-
Dood en begraven leef ik verder diep onder de spijt. Het kon echt niet anders, de weg er naar toe was geplaveid met de letters van mijn enige naam. Volgzaam als ik was, en zonder geloof. Vanaf hier ben ik slechts nog een steen, een sporadische bloem, een stille buur van een stille buur. Ik spoor mijn onbestaande paard een laatste maal aan, in galop verlaat ik het land dat mij geen geluk bracht. Ik verlaat voor goed alle bestaan.