verward benard door menig
ongeschapen woord klieft
haar schreeuw het blauw
tot zelfs longen trillen
naar de warme moedermelk
en woorden scheppen
in lentemorgens stil
de rust keert weer
en vreemde wezen flitsen
in nanosecondes door
zijn geest die tot ongenoegen
van het beest geen grond onder
voeten kunnen krijgen om
zieltjepik te spelen