Niemand weet meer waar het 'echte' omdraait,
En mensen zeggen steeds weer dat 't wel over waait.
Terwijl ik probeer te leven in een zeepbel en wacht met hoop op smart,
Is het tevens de wereld daarbuiten die reeds mijn geweten zwart.
Want langzaam begint weer het ge-kolk in mijn hoofd,
Die zo door manisch, paranoia al het goede verdooft.
Want een échte plek is niet van mijn kop of munt,
En misschien in deze wereld mij ook niet gegund.
Zoveel 'been' om op te staan,
Maar geen echte plek om heen te kunnen gaan.
Zelfs familie heeft opeens ruimte tekort,
Ik wil ook een gezin waaraan ík toebehoor.
Al is het maar een kelder van tante en oom,
Ook ik wil bloeien alsof ik leef in een droom.