Het zonovergoten park begroette me,
bruisend viel het licht door het pas gegroende bladerdak.
Ik zocht een veilig, eenzaam plaatsje,
maar vond slechts toeverlaat bij de geiten.
Terwijl ik las zag ik gedaanten,
komen en gaan.
Sommige vrouwen droegen de vrucht van de zomer die komen gaat en ons,
zo is ons voorspeld,
weer verlaten zal.
En ik wist,
in de winter zullen ze het opnieuw proberen.
Kindergeschater galmde eveneens langs de bomen.
De verwondering die zal gaan en
de verveling die zal komen.
Ik besloot te stoppen met mijn overpeinzingen
en keerde terug.
Naar de woorden van
Louis-Paul Boon.
En daarna
in mezelf.