De wondertekenen van de zegepraal uit kleuren te zien smachten
knikkende bloemen van uitgetraande palmtakken
hars uit de bomen,
in geuren zo rijk
Een verhulde dichtheid van ons zijnde een schepping doet groeten
diep tot de nerf,
zo wemelend loom
Het vernevelen in een namenrijk van het bloemenpoeder als zegen
strooiend zich het stuifmeel,
een hemel doet neerdalen
Als de knipoog haar onschuld zich kaatst,
ons te doen verzachten
sprankelende spiegeltjes van natuurkunst
Valt aan de rozigste bloesem zich
tot het hart in alle pracht
Openbaring der natuur
De vogel zingt zijn ochtend klanken, ontvouwd een humeur en makende zonnegloren
op plekjes dichtbij, tjilpen pracht, kleuren praal en raken de gevoeligste snaren
een dag ons rustig te doen ontwaken, met melodie zacht als korenzang.
Daar ons het oor hun orkest tot een muze te trillen geraakte, een dag wensen doet stralen.
voordat de morgenglorie- sieren doet, is alles al helder vederlicht uit klanken en tonen
al bestemming is, zich zijnde in vormende
Hier als gevoeligste engelen-harp de harten
ons de verfijning ontroerd,
en de dunste haartjes doet trillen
de verfijning de perfectie vervoerd
Als een viool zo bespeeld van trillertjes die haar puurste hartslag stemmen
door de druppeltjes uit een hemelpoort
de natuur, lichtjes zo stuurt om eventjes ons de week te laten gewennen
De samenzang openend zich als meeldraden tot passie
verwikkeld ons door het weelderige karakter van haar zachte ademtocht
Purperen bloesem, glinsterend haar een gloed ontspringend ontmoet;
sprankelvuur belicht
Roze kleurschakeringen, oh zo prachtig uitgericht;
gouden godinnen sprekende
Blauwe groots, geopende bloemen en elk blaadje fluweel als zijdezacht raakt;
goden als sculptuur
Een waterlelie zingt tegen de vleugels van de zoemende bij over de stroom
een kikker die op draf zich een psalm laat bekoren van druppel tot een golf
een mus die haar gevlochten huis net gepietepeuterd heeft, zingt uit volle borst
en een boom die enkel de glimlach zo bescheiden rustig aangeeft als ieders vriend verkocht
De olijven malen lachend de rijkste olie van binnenin
de druiven hun zoete aard kruipende zich voert
zo fruitig als de wind zuurstof weerstreeft
en de wateren, jungles woestijnen.., het edelgras op de bergen
ons over'in'dekken doet en geeft
Van onze kern, onze bron van haar natuur de ware moeder verschiet,
en daar vergeeft
zoals wij er de tijden een afstand van hebben staan maken,
en even de natuur weer herleeft
zo is er altijd de cirkel die ons verzoend en bemind
De zon, de aarde, de zee, de wind
en de regenboog
de paasnevel
de gloren van god
die ons allen hier
weer tezamen verbindt