In de weeën van de ochtend,
grijpt het denken de macht,
de pasgeborene schildert met wolken,
over het doek heen van de nacht.
Het denken stijgt ten hemel,
als die al bestaat,
gestenigd door de rode schemer,
gemolesteerd door de azuurblauwe haat.
Het denken is overleden,
in de peutertijd van de zon,
de ochtend is gestreden,
ik zag, ik dacht en overwon.