ik zie ze nog binnen komen
bescheiden en onopgemerkt
toch straalde ze onderhuids
zoals de spieren trillen
bij een paard dat wacht op het startsein
ik zie ze nog zitten
aan de overkant van de tafel
herinner me haar chemisier
met witte en blauwe biesjes
welsprekend
sober, maar elegant
ze had een lieve sprankelende glimlach
ik hoorde ze praten
de klankkleur van haar stem
beroerde de gevoelige snaar
diep in mij
even kruisten onze blikken
het is misschien ridicuul
maar dat was genoeg
ik was hopeloos verliefd
ik wist onmiddellijk
dat we voor elkaar gemaakt waren
we werden geliefden
verstrengeld in samenklank
van tedere innigheid
de eeuwige liefde
was bij haar kortstondig
ze wilde haar leven leiden
alleen, zonder geliefde als ballast
tabula rasa was haar obsessie
zonder aarzeling
gooide ze het kind
met het badwater overboord
liet me achter op een puinhoop
van gevoelens
verweesd en verward