Ik ben het gerommel
het gestolde weerlicht
dwarrelend van geduld
gloeiende kolen dartelen schemerlicht
Ieder getroost blijft tevergeefs
geen sprankeltje en het donker verhuld
versperd, bedolven, wegen nog overleeft vervuld
de leugen zwiept te nimmer nog ongezind
onverstoorbaar kondig hier de drie van menselijkheid
ieder offer van verstaat, leven ten volle reikt
onomdenkbaar, onverstoord met verwaardigd respect
Medegevoel
matigheid
nederigheid
De licht geflambeerde waardigheid
te moede van het weder-bekwaamheid
afdankt voor al het
Succces