Op de rand van de slaap vang je flarden
de vlinders van de voorbije dag
een klein konijn glipt weg in de heg
het zadel van mijn fiets is niet helemaal pluis
de oversekste man in het zwembad ziet weer zijn kans schoon
de vrouw heeft inderdaad forse borsten en ze is er voor het eerst.
Ze zijn onverbeterlijk, mannen bedoel ik, sommige althans
net als vrouwen trouwens, laten we alles maar relativeren
tegenwoordig worden immers bijna evenveel mannen als vrouwen mishandeld
de emancipatie schrijdt voort, ik hoor de ontboezemingen
van de stevige vrouw, ze trekt moedig haar baantjes
in het bad dat nodig aan onderhoud toe is.
Met de fiets op de terugweg, pijn in de rug
rijd ik langs de Maas, langs de boulevard, kijk
naar de hardlopers, de meisjes die hun tijd waarnemen
dit sportieve land is op winnen uit
in bed zie ik de honden gaan liggen
als de schaduwen van wat ik maar niet kan grijpen.