Leven aan de overzijde van het gedicht
en niet in de werkelijkheid, die zijn weerkaatsing is.
De straten oversteken,
die aan de overzijde van het leven liggen.
Kijken naar de parken en pleinen van het gedicht
Als een zomer vol licht in de beschonden morgen.
De beweging van de bladeren voelen
in een onbeweeglijke, cirkelende lucht.
De flikkering zien van het water
van een stroom zonder eiinde of begin.
Vergeten wat ik weet,
denken dat ik niet meer besta.
Het leven van een gedicht leven.
Glijden op zijn stem,
zijn adem,
zijn speeksel.
Voelen hoe de inkt
tot zijn oorspronkelijke wortel reikt,
luisteren naar het geluid van zijn zeilen,
de geuren van zijn beplanting opsnuiven,
onderduiken in zijn klanken,
zijn hartslagen, zijn wieren,
weten wat gebeurd is,
wat niet kon zijn,
wat niet is geweest.
Maar weten hoe het is geweest;
vrij van de verwarde plooien
van taal, cultuur,
van standbeelden in de zomer.