Soms houdt ik het nauwelijks droog
bij een veld met gekeerd, gerijpt hooi
vreemd toch, hoe het me telkens verrast
die plots opdoemende oogwaterlast.
Dat het zichtvermogen zo kan minderen
bij het zien erin, van spelende kinderen
en wie had dat, vroeger, ooit gedacht
dat zo'n beeld een traan tovert, een lach.
Of is het die eens zelfgekende onschuld
de herinnering daaraan, die het hart vult
en zie ik mij zelf daar weer niet lopen
temitst de mais, het zacht wuivend koren.
Met een bruingebrande huid van de zon
onbewust, dat het niet gelukkiger kon
en als de geuren dan nog langskomen
dan begin ik gelijk weer... met dromen.
Dan ben ik even terug tussen de kleuren
die eens mijn prille jeugd zo opfleurden.
Wat is die herinneringsdroom toch mooi
van geluk smullen, temitst oogstrijp hooi.
De flarden van een haast vergeten zomer
wat is er meer nodig voor een oude dromer
wat spelende kinderen..., zonder betoog
het brengt mijn oogwaterstand weer hoog.
Schoonbeek, 6 Juli 2014