Staren naar niets is uit het hoofd leren waarin wij
Allen weg zulen spoelen en zich onthullen aan de wind
is voelen dat het ongrijpbare ergens vlakbij is. Bomen
kunnen zwaaien of stilstaan, dag en nacht zijn wat ze willen.
Meer dan een seizoen of het weer verlangen wij de troost
vreemden te zijn, tenminste voor onszelf. Dit is de kern
van de zaak en waarom we zelfs nu lijken te wachten op iets
Waarvan het verschijnen zijn verdwijning zou wezen - Het geluid.
Zeg maar, van een paar vallende bladeren of een enkel blad
Of minder. Tot in de oneindigheid kunnen wij leren. Zoveel vertelt ons
Het boek daarbuiten, dat nooit werd geschreven met ons in gedachten.