Ik probeerde je van het gedicht af te duwen
om het niet te bederven in de emotie om jou
ogen op een kiertje, uit voorzorgen van tijd
die het ver weg drommt, helemaal vrij zonder jou.
Ik ontdoe het van je ogen, glimlach, mond, blik:
allemaal dingen van jou, maar breekbare dingen ...
En mijn onrust wordt gewekt: en als je stierf
daar midden op de vloer zonder tekst die je ontbreekt?
En als je niet meer ademt? Als je niet meer zie
omdat ik je weg wil duwen, lyrisch van emotie?
En mijn paniek groeit: als jij er niet bent?
En als jij niet bent waar het gedicht is?
Ik adem erotisch met je mee:
eerst een bijwoord, daarna een bijvoegelijk naamwoord,
dan een heel vers in emotie en beloften.
En ik eindig met jou op het gedicht,
onvoltooid tegenwoordige tijd, lidwoorden verduisterd.