van die laatste dag ijlden
vele duplicaten na, een zegel
van archetypen, glasachtig
een deling van cellen, het stof
van zandpaden, de deur die je
zachtjes sloot, stilte indachtig
de weg over voetangels en
honing, onaangeharkt, naar de
tijd en plek waar alles samenvalt
het geheugen dat niet gewist
kon of mag worden, kortom
je leven in je knuist gebald
blijf, bleef! achtergebleven -
'Tot hoever kun je de wolk boven
ons nog zien, ook ginds misschien?'
je nam een knoop in je zakdoek mee
en ook mijn vraag -
zal ik je ooit nog zien