wow, wow, wow, wow, daar vlindert ze voorbij
wow, wow, wow, wow, op zoek naar vrijerij
Willem staat aan de kant, een beer van een vent
maar dit is een gebied dat hij niet kent
en ze strooit haar charmes in het rond
Willem staat genageld aan de grond
en hij ziet met lede ogen hoe ze glad wordt ingepikt
door een vlotte babbelaar, die haar schaamteloos aflikt
niemand zal voor eeuwig wachten
en geloven in de waan
want je kunt niet blijven smachten
Willem, laat dat liefje toch gaan
wow, wow, wow, wow, daar fladdert ze alweer
wow, wow, wow, wow, want ze wil nog wel meer
Willem staat aan de kant, waar hij wortel schiet
met de moed in de schoenen, een kop als een biet
eigenlijk weet hij wel beter: zij is niets voor hem
zoals ze draait, zoals ze paait met haar zwoele stem
en hij ziet met lede ogen hoe ze weer wordt ingepikt
door een vlotte babbelaar, die haar schaamteloos aflikt
niemand zal voor eeuwig wachten
en geloven in de waan
want je kunt niet blijven smachten
Willem, laat dat liefje toch gaan