Ik zag het meisje
zingend van plezier
ze zong een wijsje
van vrolijk vertier
Ze zette haar fiets
tegen de mijne aan
ik verwachtte nog niets
maar keek haar goed aan
Blij dat je bij me bent
zeiden haar ogen
ik wil dat je mij beter kent
haar armen bewogen
Ze wilde wel zwemmen gaan
met stevige slagen
ik kon haar nauwelijks aan
maar wou niet vertragen
Op het stille strand
gingen we zoenen
ik voelde me overmand
door haar zoete limoenen
Het meisje zei
we zijn net onze fietsen
zij en wij zijn allebei
verstrengeld, je ziet ze
Kijk ze daar maar staan
en ons hier lekker liggen
jongen laat je eens gaan
tussen ons zijn er geen wiggen.