Een treurige illusie
Bloed en rook de zwarte golven
Slaan neer en verzengen kil
De geliefden onder stof bedolven
Maar toch de ogen samen stil
Kijken ze in omhelzing gevangen
Naar elkaar zo onbevangen
De blik, het oog de kracht verscholen
Door het duister niet gestolen
Want wie vangt iets zonder gewicht
Verkracht een lichaamloos aangezicht
En weet waarvoor liefde zwicht
Bestaat er wel een gestild licht?
Ik was erbij en weende stil
En toch de duisternis zo kil
Was slechts een spinsel van de domme
Die het licht niet ziet de kromme
Rug bedwingt het hoofd
Die omlaag zoekt naar de hemel
In geklaag verzonken