We zijn trots op ons gevoel voor humor,
met onze vele koningen van de lach.
Die lachspieren zijn zo goed getraind,
dat we ons kapot lachen.
We kunnen overal om lachen,
zo lijkt het wel.
Behalve om Mark Rutte,
lachebek nr 1.
Dan gaat het ons te ver,
en komen we in opstand.
Zelfs humor heeft zijn grenzen,
want niet iedereen is de leukste thuis.
Al denken veel mensen graag dat zij wel leuk zijn,
en dat merk je direct.
Ja kijk maar naar ons lachebekje daar in Den Haag,
voel je dan echt een lach opkomen?
Of heb je meer zoiets van donder toch op man,
ik vin het om te janken hoe het nu gaat.
Ja lachen is dan populair,
behalve als je Rutte ziet.
Dan vergaat je opeens de lach,
en zie je de grenzen van de humor.
Niet alles is om te lachen,
maar wie durft er nou te huilen?
Nee liever worden we kwaad,
en winden we ons op.
Al die koningen van de lach,
ze geven niet meer thuis.
Bitter is de lach,
en ieder doet zijn beklag.
Maar waar is toch de Jankman,
met zijn stroom van tranen?
Waar blijven ze toch,
want lachen is nu bedrog.
Je hoeft alleen maar naar Rutte te kijken,
en het lachen zal je vergaan.
Wie kan daar nog bij,
wie is nou nog blij?
Maar durf je wel te huilen,
zonder je te verschuilen.
Achter de muren van je huis,
of een masker van opgefokte woede.
Janken het lucht zo op,
wat heb je dan aan al dat gefop?
Je mond gaat dan wel open,
zodat de tranen kunnen komen.
Woorden zijn dan overbodig,
de tranen spreken voor zich.
Het verdriet komt eruit,
stroomt snel over je snuit.
Dus waar blijft nou toch de Jankman,
de grote tranenvriend?
Om de koningen van de lach af te lossen,
en ons van ons verdriet te verlossen?