Het ritme tergt mij wrang
jezelf ontvangen al te wankel
mezelf zien, te gemeen
Het hart te laten spelen op
het zand van de sterren,
is mij heilig
Gehoord is grip te durven
enkel het gestolen goed, was
ik fluit op de wolken, naar die donder
geraakt worden, is de connectie
zo ten strijd,
de hemel te arm
verzak tot tenger van kracht
ontladen tot zijnde de bodem
voet zet
Donker; het kijken enkel maar
alle tonen te beroeren
alle snaren te sterken, tot
de maan komt. Zo nooit de tonen
te smalletjes,
te nimmer de snaren,
te strak
Afstelling van patronen
ik lijk een dier getergd, omdat
alleen zijn, daar niemand weet
dat ik mijn zon tot maan,
de tonen van volle overgave bespeel
als dwang dit fluit,
uit gevoel
De engelen prijzen mij verder tot iets
nog steeds, niets.
Mijn put echoot,
enkel te leven