nachtbraker,
stilte regeert de straten, de hemel bedekt, marineblauw
geluidloos, op de zachte ademhaling na
sta ik hier de sterren aan het firmament te tellen gelijk aan
de stuwing van vadertijd die mij dichter draagt naar jou
over het vuur in mij, aangewakkerd door jouw schijn
kan zelfs geen morpheus in al zijn baldadigheid heersen
en al doet de afstand mijn hart branden van verlangenpijn
voedt jouw liefde mijn verstand met ambrozijn
daar ik weet dat ik weldra bij jou kan zijn
enkel die ene gedachte vervult mij met kracht waardoor
ik de nacht, zo licht als een veer, op mijn schouders
dragen kan naar dageraad
enkel jij, mijn meester en heer, weet met woord en daad
mijn geest te navigeren naar de essentie van het bestaan