Veraf en toch dichtbij
We lachen om dezelfde grappen.
We treuren hetzelfde verdriet.
We maken dezelfde liefde
en neuken voor hetzelfde plezier.
We baren onze kinderen op dezelfde manier.
We pissen dezelfde pis
kakken dezelfde kak
en drinken water uit dezelfde kraan.
Bij feesten is schoonheid een hoog goed.
We dragen hetzelfde bloed,
A, B, O, AB, +, -
en spreken dezelfde woorden,
misschien in een nadere taal.
En de soep van ons Oma is altijd beter.