Ik wil je zo dichtbij,
zo ver van me vandaan.
Wil dat je me vasthoudt,
dat je me laat gaan.
Ik wil dat je me helpt,
dat je me met rust laat.
Wil dat je advies geeft,
niet tegen me praat.
Ik wil dat je je zorgen maakt,
dat je me vergeet.
Wil dat je er voor me bent,
dat je negeert mijn leed.
Ik wil dat je van me houdt,
dat je me haat.
Wil dat je trots op me bent,
me straft voor mijn daad.
Ik wil dat je me mooi vindt,
me niet wilt zien.
Wil dat we afspreken,
contact verbreken bovendien.
Ik wil dat je ziet hoe slecht het gaat,
dat je het niet merkt.
Wil dat je me in de steek laat,
dat het onze band versterkt.