Het vlammetje was ontroostbaar in de brandende groep
zelfs ter goede van de 'aller kennende' kaarsen, smeult
voor de 'kleinere' der vlammen en sieren vanuit hun hoek.
De ''groteren', de als dansend hem ongezien benadeeld
Vrienden als gezellig sfeerverlichtend orkest
stralen alle hun kracht en schittert kandelaars
De vergulde prachten die licht-stromen deelt
van het begin tot vereeuwigde wijze lantaarns
de buurt waar sfeer en warmte pracht uitstraalt
Zo ook de 'Glanzen-licht' kaarsen; bevlogen nuances
de heerlijkste geuren; kreukels tot glans dansende
en de sfeer van emotie glad glad deden strijken
Een eenheid in al hun aller verscheidenheid
Vrede van elk kaars-leven, aanboden hun plechtig
maar ongezien reikt de erg opgebrande kaars
nog tot de 'fel–schijnende 'Reuzen', de 'Opzichters',
Zo willende gloed, zijn verschijning, helaas te schichtig
enkel van hen die het donker te schijn baant.
Sputterend zag de kaars zijn vader, moeder, en broer
De leer-in-lichtschijn stelt de 'kleikaarsjes'
over hun geschiedenis en oorsprong;
de 'Gouden-reuzen' als gloed pronkend hebben geleerd
stralende voor iedere voor de 'Reuzen”,geheel verguld,
straalt
en knipoogt
zich onthult
….. het kaarsje is op
kan niet meer en is ook niets over
Toch, tot alles voor het afmaken
sterke moed doet doorroken
nog langs kruipend voorbij
de ver-reikende wijzen torens
Het steenvolk, de on-onvatbare
de schijn-edele stenen, zonder tijd
en alles van: 'was, nu, zal-> allemaal is...
Rokend kruipend en kronkelend de tranen
daaruit verlichtte een dovende kaars zijn weg.
Hij vecht, en smeult alle laatste krachten
een ongezien klein flonkerlichtje knippert weg