Couleur locale: Antwerps havenkwartier veertig jaar geleden.
Het daglicht is verdwenen de dag reeds lang voorbij.
De nacht maakt alles duivels, vol mystiek, en hoererij
Het neonlicht weerkaatst, schildert Van Gogh op ‘t nat beton.
De straten zijn herschapen in een grote regenton.
De hoeren tikken lokkend tegen het rood verlichte raam.
Diep in hun kraag verdoken, blijven de hoerenlopers staan.
Verzwolgen door de regen, drijft een condoom naar het riool,
van een overspelig koppel dat zich in ‘t portaal verschool.
Met een zwarte paraplu, beschermt een travestie haar gouden pruik.
Een zeeman staat te kotsen door ’t overmatig drankverbruik.
Op de bank van een Mercedes, pijpt een snol haar syfilis klant.
De schoft verzweeg zijn soa, hij zonder geweten, zij zonder verstand.
De echo van een accordeon zwerft langzaam door de straat.
Twee dronken pompon rouges dansen zingend op de maat.
De barman spoelt de glazen, rookt dan nog vlug een sigaret.
De hoeren doen hun deur dicht, de travestieten gaan naar bed
Dokwerkers drinken voor de eerste ploeg een glazenboterham.
Ginds waar de huizen elkaar raken, verschijnt de eerste tram.
De regen is gestopt, traag ontluikt het vale ochtendlicht.
De laatste hoer gaat slapen, de laatste kroeg gaat dicht.