Ik zie het als je slaapt, wimpers kriebelend op mijn wang
De adem die je mijn nek in blaast
Nog steeds voorzichtig, maar niet meer bang
Mijn hand die jij plots vastpakt, als je wakker schrikt
Waarna je weer diep wegzakt, jij wilt niets meer dan dit
Het bed dat ons wegvoert naar zorgeloos geluk,
Geen last meer van mijn eenzaam zijn, het maakt niets meer stuk
Nog steeds zal ik bot zijn, bitter en koud
Af en toe verdwijnen in onzekerheid, instabiel maar wel trouw
Zo lang ik ergens maar, jou adem en wimpers vinden zal
Nog altijd even zeker van het feit, dat jij me wilt vangen
Als ik dieper val