Zij lijkt maar niet te helen, en
verhult zich vaak in altijd
bloedende luchtlittekens,
Haar blik strak op
daken met antennes en
straten die de dood al in zich
dragen gericht.
Zij dondert schreiend
langs de schreeuwende horizon,
zoekend naar nieuwe poorten
van de ongeopende ziel, en verdwijnt
daarbij telkens in de levenloze
aquarel van haar tranen,
maar de mistkraam van haar leven
laat haar nooit meer los.